Categorieën
Vandaag :
♔ niets op de agenda
Vandaag jeugd:
Vandaag niets op de jeugdagenda

Lang geleden

Lang geleden, in Schapurië, een land hier ver vandaan, regeerde koning Robrecht de Tweede over zijn rijk. Het land werd na de abdicatie van de vorige koning, Robrecht de Eerste, bijgenaamd de Somerkoning, geregeerd door een driemanschap, wat al snel een tweemanschap werd. Dit tweemanschap ging op zoek naar een nieuwe koning en uiteindelijk leidde dit tot de feestelijke inhuldiging van Robrecht de Tweede.
Het land was tot een lichte vorm van apathie vervallen en Robrecht de Tweede ging voortvarend aan de slag. Hij benoemde een nieuwe regering, waarbij ieder wist wat hem te doen stond. De schatkist werd bewaakt door een koopman afkomstig uit een geslacht van bankiers en grutters, thesaurier Rijkman Heijn de Grote, die goed op de kleintjes kon letten en ervoor zorgde dat de Pegels, de munt van het land, op een verantwoorde manier werden uitgegeven. Dankzij de verovering van een karavaan met het kostbare Ricohniaans goud door een van de ridders kon de elitegroep binnen de krijgsmacht, bestaande uit een selecte groep edelen, versterkt worden. Mede daardoor boekten zij in menig toernooi fraaie overwinningen en konden zij zich meten met andere keurkorpsen.
Er ging meer geld naar onderwijs. Frank de Reurige, de Meester van het Oefengilde, zag erop toe dat de gezellen stap voor stap oefenden. Getraind door de Meesters Bar en Hop braken de gezellen Vlad en Rom door. Zij werden geduchte krijgers die spoedig zouden toetreden tot de keurtroepen van de krijgsmacht.
De economie werd sterker. De regering legde nieuwe wegen aan, ging zetelen in een nieuw paleis, bouwde bruggen en maakte een Nieuwe Courant waarmee de bewoners op de hoogte gehouden werden van het wel en wee in het land.
Langzaamaan bloeide het land op tot de welvaart van weleer.

De bevolking van Schapurië leefde in pais en vree, al was er natuurlijk wel eens wat. Maar over het algemeen was men tevreden. Wekelijks op een vaste dag togen vele inwoners naar Trito, de hoofdstad van het land. Daar voerden ze met elkaar onder het genot van een kopje of een glaasje de folkloristische zwart-wit discussies. Die discussies kenden strakke spelregels en moesten binnen een vastgestelde tijd afgerond worden. Nu eens wist de een zijn gelijk aan te tonen, dan weer de ander. Soms werd men het met elkaar eens. Al spatten de vonken er wel eens van af, toch ging alles in een gemoedelijke sfeer.

Natuurlijk was niet iedereen helemaal gelukkig. Vooral War de Geweldige, de veroveraar van de eerder genoemde goudkaravaan, wilde het anders. Grootser vooral.
Ridder War was een eigenzinnig man. Hij zwaaide de scepter over het leengebied Fantasma. Om zijn onafhankelijkheid te laten zien noemde hij de munteenheid in zijn provincie niet de Pegel maar de Pagel. Een schijnbaar in beton gegoten standaard, waarvan later bleek dat die op zwakke pijlers was gebouwd. Vanuit de hoektorens van zijn paleis in de provinciehoofdstad Concord kon hij je de prachtigste vergezichten laten bewonderen. Om een en ander te bekostigen strooide War de Pagels kwistig in het rond, deelde her en der cadeautjes uit. Maar sommige Pagels die hij schijnbaar uit eigen zak betaalde waren eigenlijk Pegels.
Vol vuur sprak hij over de schittering van zijn plannen. En over zijn overtuiging van het heilzame effect op de mensen in het land. Als ze hem zouden volgen zou iedereen nog veel en veel gelukkiger worden. Niet voor niets luidde zijn wapenspreuk: ‘Wie Mij niet Volgt ende Eert, is Mijn de Blicke niet Weerd’.

Binnen Schapurië probeerde War een gewichtige positie op te bouwen. Hij was er immers ten diepste van overtuigd dat alleen hij, en hij alleen, degene was die wist wat goed was voor het land. De ideeën van War hadden zeker potentie maar waren niet altijd zomaar uitvoerbaar. Nu eens moest eerst draagvlak gevonden worden onder de bevolking. Dan weer kon de financiering problematisch zijn. Sommige van Wars stippen aan de einder bleken daardoor meer een fata morgana dan realiteit.
Robrecht, als koning immers de laatst verantwoordelijke, moest zijn toestemming geven en toezien op het op productieve wijze in gang zetten van concrete acties. Daarom stond hij erop dat War voor overleg over realisering van ideeën eerst met hem in conclaaf moest. Dat zinde War maar matig. Maar zou dat overleg niet plaats vinden dan zouden anarchie en chaos toeslaan en het land onbestuurbaar kunnen worden.
Vooral omdat Robrecht steeds moest aangeven dat tussen droom en daad belemmerende regels en bezwaren staan leidde dat tot spanningen. Ook moest War de Geweldige er vaak op gewezen worden dat Pagels geen Pegels zijn. En dat niet War, maar schatbewaarder Rijkman Heijn de Grote het beheer over de schatkist van het land had.

Een voorganger van Robrecht, koning Freek de Cijferaar, had een plan bedacht om potentiële conflicten voordat ze uit de hand liepen al in der minne te kunnen schikken. Zijn plan was eenvoudig. Jaarlijks liet hij een groep geselecteerde ridders om de ‘Kroon’ strijden. Niet om de kroon van de koning, natuurlijk. Het gros van de strijders liet het koningschap, net als andere bestuurlijke zaken, graag aan een ander over.
Het ging bij deze strijd niet om het leiderschap maar om eer en aanzien. Alle ridders streden eenmaal tegen elkaar. De winnaar van wat onder het volk al gauw de ‘Kroongroep’ werd genoemd, verwierf status, mocht zich voor een jaar tooien met de titel ‘Kampioen’ en kreeg een waardevolle trofee.
Beruchte deelnemers waren de strijders van de Overdonkse Velden en de mannen van de Hop. De ridders van de Brink en die van het gilde van de Brouwers lieten zich ook niet onbetuigd. De Heelmeester kende wisselend succes, veel aders heeft hij moeten laten. Het waren vooral de krijgers van de Overdonkse Velden die van het volk van Schapurië al snel de bijnaam ‘De Nemers’ kregen. Menigmaal gingen zij met de eer strijken. De bijnaam dankten zij aan dat ze, hoewel ze weinig cadeau kregen, desondanks veel titels meenamen naar hun leengebied.

Toen War nog een schildknaap was in dienst van zijn vader, de latere koning Pieter de Langzitter, en Robrecht nog onwetend was van zijn latere kroning, streden War en Robrecht regelmatig in de ‘Kroongroepen’ tegen elkaar. Nu eens trok Robrecht aan het langste eind, dan weer ging War er met de volle buit vandoor.
Eén onderlinge strijd sprong er tussenuit, de strijd waarin War zijn onverschrokkenheid en rijkdom aan ideeën toonde. Geheel in zijn stijl lette hij niet op de kleintjes. Hij liet Robrecht alle hoeken van het strijdperk zien. Deze strijd ontlokte Pieter de Langzitter na afloop de extatische uitroep: ‘Wat is dit toch mooi, hier doen we het voor!’

Ondanks de soms optredende wrijvingen tussen beiden had Robrecht een zwak voor War. De ideeën van War waren immers creatief en inhoudelijk zeker niet slecht. En ook omdat hij de goudkaravaan had binnengehaald en eerder ook enkele zilvertransporten had weten te overmeesteren had hij bij Robrecht veel krediet opgebouwd.
Maar de eigenzinnigheid van War en zijn pogingen buiten het landsbestuur om zaken voor elkaar te krijgen leidden ook tot ergernis en moest War door ‘De Drie Wijzen’ tot de orde geroepen worden.

Een smet op de regeerperiode van Robrecht de Tweede was dat hij bij zijn troonsafstand een onopgeloste kwestie tussen hem en War heeft moeten overdragen aan zijn opvolger, Cesar van Pruisen.

Hoe Cesar daarmee is omgegaan, dat is een ander verhaal.

 

Nawoord

Waarom deze kroniek? Drie redenen.

  1. De voornaamste reden is dat ik in mijn archief de bulletins van de Kroongroepen waaraan ik heb meegedaan (1994 – 2000), heb teruggevonden. Evert Schlebaum heeft de bulletins gescand. De bulletins zijn toegevoegd aan het digitale archief van schaakclub Purmerend.
    Klik op deze link: Kroongroepen
  2. Een andere reden is dat ik deze partij wil laten zien. Ik heb er gemengde gevoelens over. Allereerst de herinnering dat mijn koning spectaculair over het bord is gejaagd, daar heb ik bewondering voor. Ten tweede natuurlijk dat het een nederlaag is.
    Deze partij is in de 5e ronde van de eerste Kroongroep van 1994– 1995 gespeeld. De witspeler heeft meer fraaie partijen gespeeld. De bijnaam ‘De Tal van Purmerend’ is wel eens bij me opgekomen.
  3. De derde reden is dat ik dit stukje geschiedenis van de schaakclub van een kader wil voorzien. Daarvoor heb ik dit verhaal, met een knipoog naar de werkelijkheid, gemaakt. Lezers met kennis van de schaak(club)geschiedenis zullen ongetwijfeld het idee hebben personen en gebeurtenissen die in deze geschiedenis zijn opgevoerd te herkennen. En ja, elke gelijkenis met bestaande personen is géén toeval en volledig opzettelijk.

Zoals het een goed chroniqueur betaamt is dit verhaal voor publicatie in conceptvorm aan betrokkene ter lezing voorgelegd. Zijn gevoel voor humor heeft hem niet verlaten en vat het sportief op. Zijn slotreactie: ‘Ik ga ook niet zeggen dat je zaken moet wijzigen (…). Iedereen heeft zijn eigen perceptie en daar heb ik vrede mee.’

 

De partij waarom het allemaal te doen is

Oproep

In de periode 2000 – 2005 zijn nog 5 Kroongroepen gespeeld. Ik ben naarstig op zoek naar de bulletins. Een verzoek aan wie ze nog heeft om contact met me op te nemen.

Delen