Categorieën
Vandaag :Vandaag jeugd:
Vandaag niets op de jeugdagenda

Partij-impressies: EGGERT Purmerend 3 tegen Oppositie

De uitslag van deze op 9 maart 2017 verspeelde wedstrijd met een korte impressie is eerder verschenen op deze website op 10 maart 2017.

Hieronder volgen, traditiegetrouw, de impressies van de spelers in volgorde van het beëindigingstijdstip.
Geprobeerd zal worden om dit voortschrijdende bericht telkens weer aan de top van het nieuws te plaatsen zodra een speler zijn partij-impressie heeft toegevoegd.

Bord 6 Paul Meijer-Tjerk Voskuil 1-0 [1-0]

Bord 1 Simon Smit-Kees Kerkdijk 0-1 [2-0]
Er kwam een Ponziano opening op het bord.
Ik kon me nog net herinneren uit mijn openingsbijbel Paul Keres “Moderne Theorie der Schacheröffnungen, Dreispringerspiel bis Königsgambiet, Sportverlag Berlin 1971” dat daarin na 3. c2-c3 d7-d5 wordt aanbevolen als waarschijnlijk sterkste antwoord. Er volgde 4. Lb5, hetgeen ook door Keres in dat boek wordt aangegeven.

Het is met openingstheorie zó dat het uitstekend werkt tot aan het punt waarop de openingstheorie in het geheugen van de speler uitgeput is. En dat punt was voor mij bij deze vierde zet van wit aangebroken.

Zoals de Woudloper al zo treffend schreef in zijn column Spanning en Stress was de spanning dan ook heel groot: het was me duidelijk dat Simon deze opening natuurlijk dikwijls speelt, want wie krijgt dit ooit tegen gespeeld? En natuurlijk was hij ook precies op de hoogte van de actuele status van de theorie. Een slechte voortzetting van mij zou door hem ongenadig afgestraft worden.

Derhalve trok ik een kwartier uit om een zet te vinden. Het voordeel van c2-c3 is dat de witte dame direct naar a4 kan om met Lb5 een batterij te vormen. d5xe4 vond ik ook niet aantrekkelijk wegens Pe5x maar later zag ik bij Keres dat dat wel de beste zet is en helemaal niet gek voor zwart.
Met het echter door mij gespeelde 4. a7-a6 dwong ik de loper direct kleur te bekennen.
Nu verzonk Simon ook een kwartier in diep gepeins. Dat had ik niet verwacht want hij kende de theorie immers!! Maar later vertelde hij dat hij deze zet nog nooit had tegengespeeld gekregen. Dus we maakten samen een nieuwtje in een hele oude (klaarblijkelijk uit de 18e eeuw volgens Keres) opening.
Op 5. Da4 was ik voornemens Ld7 te spelen en Fritz geeft aan dat ik dan enig voordeel zou hebben gehad. Maar Fritz geeft nog een betere zet nl. 5. ….. a6xb5, dus een kwaliteitsoffer en zwart zou uitstekend staan.

Om een lang verhaal kort te maken: Simon speelde 5. Lb5xc6 en ik offerde vervolgens op de negende zet ook een kwaliteit (Ta8 tegen Pe5) met als compensatie een op te bouwen voorsprong in ontwikkeling.
Inderdaad kon ik mijn stukken D,L,P ontwikkelen en inzetten tegen de verzwakte koningsstelling terwijl Ta1, Pb1 en La3 vooralsnog werkeloos toekeken en de witte dame op a8 buitenspel stond.
Vrouwe Fortuna zat ook duidelijk op mijn knie toen mijn tegenstander zich verrekende en dacht, om mijn aanval af te zwakken, de dames te kunnen ruilen onder opoffering van een pion, doch ik ging een toren winnen op zet 17 waarna Simon sportief direct opgaf op zet 16.

Het was allemaal geheel reglementair. Dus videoscheidsrechters en doellijntechnologie waarover de Woudloper sprak zijn geheel overbodig in dit mooie spel dat schaken wordt genoemd.
In een korte nabespreking met Simon kwam ook nog de onbegrensde schoonheid van het schaakspel ter sprake hetgeen verder uitgewerkt is in het lezenswaardige artikel dat op 12 maart 2017 gepubliceerd is op deze website, welk artikel door mij van harte ter bestudering wordt aanbevolen.

Bord 7 Richard Sauer-Luc Preeker ½-½ [2½-½]
Voor Luc wordt door Kees de partij-impressie afgeleid uit het notatieformulier daarbij gesteund door analyse van de parti door het Fritz13 schaak-programma.

Na afwezigheid van Luc in de vorige wedstrijd tegen Heerhugowaard trad Luc weer aan.
Zijn pols was zodanig genezen dat Luc zelf de zetten in goed leesbaar schrift kon opschrijven op zijn notatieformulier. Het was dus niet nodig om een beroep te doen op FIDE artikel 8 “het noteren van de zetten”, meer in het bijzonder artikel 8.1.e het noteren van de zetten door een assistent.

Een interessante partij. Een Russische opening die echter direct vanaf de derde zet van wit zich ontwikkelde langs weinig bekende paden.
In het algemeen kan gesteld worden dat wit zich solide doch passief opstelde. Vanaf zet 11 begon Luc zijn stukken, uitgezonderd de torens, te richten op wits koningsvleugel. Wit begon te manoevreren om een dreigende aanval op zijn koningsvleugel te pareren. Luc regisseerde duidelijk de partij.
Op zet 24 bracht Luc op gevoel een paardoffer op h3 en dwong de koning om naar voren te komen op g3. Dat zag er heel bedreigend uit voor wit maar Fritz analyseerde de partij als gelijk spel!

Luc bracht zijn f-pion naar voren om de aanval te versterken hetgeen er zeer bedreigend uitzag maar merkwaardigerwijs was dit toch niet zo goed: Fritz analyseerde de stand voor wit nu op +3,5 pion, dus groot voordeel voor wit.
Maar wit nam zijn kansen toch niet waar en dat moet om psychologische redenen geweest zijn: zwarts stukken- en pionnenstelling zag er zeer dreigend uitzag en het initiatief lag al vanaf het begin van de partij bij Luc. Wit zag af van het nemen van de zwarte h-pion waarschijnlijk omdat hij vreesde dat de h-lijn dan ten goede zou komen aan zwart.

Wit trok zijn dame terug van de koningsvleugel waarvan Luc gebruik maakte om met paard en dame de witte stelling binnen te dringen hetgeen voldoende was om eeuwig schaak af te dwingen.

Luc bracht daarmee de stand op 2½ – ½ en droeg daarbij bij aan de mooie overwinning van het team.

Bord 5 Matthijs Mühren-Ton de Veij 0-1 [3½-½]
Ik kwam met zwart goed uit de opening, wist al snel de h2-pion te slaan met schaak en toen wit naar f1 ging met de koning kon ik even later met een schaak op c4 met de dame het paard op a2 slaan, nadat mijn sympathieke tegenstander Matthijs Mühren dat paard daar vanaf c3 enigszins buitenspel had gezet.
Hierna was het een kwestie van rustig uitspelen.
Kortom een rustige avond.

Bord 2 Rob Hählen-Kees Jongkind 0-1 [3½-1½]
Over mijn partij ben ik bijzonder ontevreden, en niet alleen omdat ik de enige was die verloor. Op twee momenten had ik een andere weg kunnen inslaan, de tweede keer zou het duidelijk beter geweest zijn als ik de voortzetting had gekozen die ik heb verworpen.

Als ik dan ook nog twee sterke zetten van hem (19. …, Dd5 en 21. …, Lc3) gewoonweg niet heb zien aankomen en onnodig een kwaliteit geef (het venijnige commentaar van mijn analyseprogramma: “Een flinke bok tot slot, maar het was toch al verloren” laat aan duidelijkheid niets te wensen over) is het duidelijk dat mijn verlies volkomen terecht was.

Wat mij achteraf lang heeft beziggehouden (en nog…) is de vraag waarom ik toch zo hardnekkig heb vastgehouden aan het combinatoire motief in mijn partij waaraan ik tijdens de training een week eerder aandacht aan heb besteed (zie aldaar de fragmenten 1 en 2). Die combinatoire beslissing had ook in deze partij kunnen gebeuren, maar mijn tegenstander wist dat te voorkomen. Om Aagaard te citeren: ‘Wat dacht ik in hemelsnaam?!”.  Het simpele antwoord op deze vraag is: “Ik dacht helemaal niet….!”

Bord 8 Serkan Milli-Matthijs Hulsebos 1-0 [4½-1½]

Bord 4 Frank van der Moolen-Dick Oostrom 1-0 [5½-1½]
Ik speelde een fijne partij met wit, waarbij ik in de opening lekker de ruimte kreeg.
Op de 12e zet deed mijn tegenstander een wat mindere zet waardoor ik in de aanval kon. Dat leverde op de 15e zet loperwinst op, tegen twee pionnen. Hoewel de computer later aangaf dat ik vervolgens wat te gretig doorging met aanvallen, leverde het toch snel de definitieve winst op.

bord 3 Cor van Etten-Ruud de Groot 0-1 [eindstand 6½-1½]
Ik speelde met zwart een geweigerd Morragambiet. Mijn tegenstander wist hier niet zo goed raad mee, want hij speelde op een gegeven moment Pa3 en dat paard heeft verder de hele partij niets gedaan! Wist al snel een pion te winnen en stond dus best goed. Het was nog wel even manoevreren in het centrum, maar speelde eigenlijk met een stuk meer. Omdat we toch vrij veel tijd staken in de zetten kwamen we allebei in tijdnood, zeker toen de zege van het team al vast stond gooide hij alles open. Ik was zo stom om tot 2 minuten op de klok te blijven noteren. Moest uitkijken dat mijn tegenstander geen eeuwig schaak kon gaan geven. In tijdnood zag ik nog wel dat ik heel eenvoudig een stuk (en daarmee de partij) kon winnen, maar onbegrijpelijk deed ik deze zet niet. Omdat zijn koning helemaal open stond en nog minder tijd had en niet wist hoe hij de stelling moest oplossen ging hij door zijn vlag.
Over het begin was ik tevreden, maar in het einde speelde ik niet goed en maakte een paar foute beslissingen, maar goed: het resultaat telt en ik heb eindelijk weer eens gewonnen!

.

Delen